Nadenken over castreren

Hondeneigenaars besluiten vaak zonder veel nadenken om hun huisdier onvruchtbaar te laten maken. Alsof castreren iets is dat er gewoon bij hoort in een hondenleven, net als de jaarlijkse enting. Tegenwoordig wordt castratie hier en daar ook routinematig geadviseerd, als een soort onderhoudsbeurt, die je ‘even’ laat uitvoeren. Vanuit een aantal opzichten is dat geen goede ontwikkeling. Als iedereen castreren normaal vindt, dan wordt het lastig om in de toekomst nog goede honden te fokken. Bovendien is castratie geen onschuldig ingreepje, de gevolgen kunnen groot zijn en lang niet altijd positief.

Couperen van oren en staart is verboden maar zonder medische reden castreren laat de wet uitdrukkelijk wel toe.

Bij teven wordt castratie vaak aanbevolen omdat de ingreep de kans op mammatumoren op latere leeftijd aanzienlijk vermindert. Dit is een geldig argument, zeker als de teef na de eerste loopsheid al wordt behandeld. Maar waar ligt de grens met onderdelen uit het lichaam verwijderen om kansen op ziekten te vermijden?

Vraagtekens

Er zijn diverse redenen om vraagtekens te zetten bij het routinematig castreren van honden. De belangrijkste algemene reden is natuurlijk dat het een operatie is, die wordt uitgevoerd onder narcose. Zulke ingrepen zijn nooit totaal risicovrij. Gebeurt het castreren om een medische reden dan is het verantwoord het risico te nemen, maar wat als de hond niets scheelt?

Een andere reden is dat castratie de hormoonhuishouding verandert. Vaak is dat juist de bedoeling. Bijvoorbeeld als een teef lijdt onder schijnzwangerschappen of een te heftig en frequent optredende loopsheid heeft, met baarmoederontstekingen als gevolg. Of als het gedrag van een reu te veel door zijn hormonen wordt gedicteerd en als hij om die reden niet goed meer te houden is.

Maar ingrijpen in de hormoonhuishouding kan ook ongewenste, en voor het dier soms vervelende, gevolgen hebben. Zoals incontinentie en hardnekkige ontstekingen in de urinewegen, vachtverandering en ook toegenomen eetlust waardoor de hond gauw tot overgewicht neigt. Heel jong castreren heeft een negatief effect op de ontwikkeling van heupdysplasie. Vaak verwachten mensen een gunstig effect op het gedrag: ze hopen dat de hond ‘liever’ of ‘rustiger’ wordt. Maar te vroeg geneutraliseerde teven kunnen juist hyperseksueel gedrag gaan vertonen. Onderzoek heeft uitgewezen dat juist bij teven met een angst- of agressieprobleem de problemen vaak verergeren in plaats van verminderen.Is de hond eenmaal ‘geholpen’, dan kun je niet meer terug; de ingreep is onherroepelijk en dan zit je vast aan je hond met veranderd gedrag.

Meer fokdieren

Castreren maakt nageslacht onmogelijk en soms is dat precies de bedoeling. Maar bekeken vanuit de rashondenfokkerij is het ongunstig als fokmateriaal om deze reden buitenspel wordt gezet. Onlangs nog werd op de themadag 'Omgaan met verwantschap en inteelt in hondenrassen' in Lelystad – een initiatief van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH), Centrum voor Genetische bronnen Nederland (CGN) en de Raad van Beheer (RvB) – door diverse sprekers betoogd hoe belangrijk het is om zoveel mogelijk potentieel van een ras te benutten.

Het roer moet dus om en de moderne aanpak van de fokkerij is er meer een van: ‘alle hens aan dek’. Ook de minder bekende dieren, mits voldoen aan een aantal criteria, zouden kansen moeten krijgen om mee te doen in de fokkerij.

Maar als het merendeel der liefhebbers bij zijn hond het voortplantingssysteem laat uitschakelen, wordt dat erg moeilijk. Dus het advies moet zijn: niet te snel onder het mes!

Morele plichten

Fokkers houden al vanaf puptijd rekening met het feit dat hun eigen hond, mits die goed uitgroeit, mee mag doen aan de fokkerij. Ze zijn spaarzaam met het geven van medicijnen, laten de hond aan de van belang zijnde gezondheidsonderzoeken meedoen, en uiteraard: laten hem niet zo maar castreren.

Ook bij de gewone huishond bezitter zou steeds op de achtergrond de gedachte moeten meespelen: hou de jonge hond in conditie, laat hem als hij er de leeftijd voor heeft meedoen aan de onderzoeken die in het ras gebruikelijk zijn. En komt hij daar goed uit, misschien is hij wel geschikt om een nest te krijgen.

Uiteraard mag iemand formeel met zijn eigen hond doen wat hij wil. Maar er zijn ook morele plichten. Zeker, eigenaars van honden van een numeriek klein ras, of een ras waarin veel gezondheidsproblemen spelen, doen er goed aan zich te realiseren dat de hond deel uitmaakt van een traditie en dat hij, als hij voldoet aan de voorwaarden, daaraan misschien wel een bijdrage zou moeten leveren. Gezonde, gave honden zijn van grote waarde, of ze nou bij een fokker zitten of bij een liefhebber. Dus als er geen reden voor is, schakel ze dan niet gedachteloos uit.

Talentenjacht

Rasverenigingen zullen in de toekomst meer moeite moeten gaan doen deze onbekende maar waardevolle dieren op te sporen. Als ze hun taak goed opvatten zullen ze eigenaars van dit soort honden, die willen meedoen het ras door te geven aan volgende generaties, gaan begeleiden. Goede combinaties uitdenken is niet ieders vak, zeker niet als je je verder nooit in deze materie hebt verdiept. Bij de rasvereniging doen ze niet anders!

Fokkers zouden dit thema duidelijk aan de orde moeten stellen als ze met de puppykopers de condities van de koop bespreken. Wie toch graag zijn hond wil neutraliseren, zou daarmee het liefst moeten wachten tot vanuit de rasvereniging bekeken is of de hond wellicht zelf eerst zijn eigen ras zou kunnen helpen.

Vanwege de gezondheidsrisico’s wijst de Raad van Beheer met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde het neutraliseren van heel jonge pups op grond van economische motieven af.

Tekst: Janneke Leunissen-Rooseboom (met toestemming van de auteur geplaatst)

Eerder gepubliceerd in maandblad Onze Hond, september 2011